De Heilige Driehoek
Het gebied ‘De Heilige Driehoek’ dankt zijn naam aan drie monumentale, door grote kloostertuinen en landerijen omgeven kloostercomplexen, gelegen in een kleinschalig, agrarisch landschap in Oosterhout, Noord-Brabant. De drie complexen zijn:
de Onze Lieve Vrouwe Abdij van de benedictinessen, de Sint-Paulusabdij – tot 2006 bewoond door de benedictijnen en sindsdien door de gemeenschap Chemin Neuf – en het Sint- Catharinadal, bewoond door de zusters Norbertinessen. Het unieke Brabantse cultuurlandschap van De Heilige Driehoek, ruim honderd hectare groot, is in 2006 aangewezen als Rijksbeschermd Stadsgezicht.
De Heilige Driehoek wordt gekenmerkt door stilte, spiritualiteit en schoonheid. Hij is een oase van rust, waarin fraaie, uiteenlopende architectuur zich harmonisch verhoudt tot het landschap. Ruime tuinen omgeven de gebouwen, terwijl omliggende landerijen inkomen en bedrijvigheid opleveren. Muren bakenen het gebied af en zorgen voor de noodzakelijke stilte waarbinnen de kloosters kunnen functioneren. De kloosters waren levende centra voor cultuur en cultuurontwikkeling, waarvan de betekenis door recent onderzoek en studie steeds duidelijker wordt.
Sint-Catharinadal
De priorij Sint-Catharinadal is de oudste kloostergemeenschap van Nederland.
Ze bestaat onafgebroken sinds de oprichting in 1271. Sinds 1647 wonen de zusters Norbertinessen in het uit de late viertiende eeuw daterende slot De Blauwe Camer, een van de fraaiste monumenten van Noord-Brabant. De Norbertinessen kunnen terugkijken op een rijke historie. Het in 1271 in Vroenhout, nabij Roosendaal, gestichte klooster werd in 1288 ernstig bedreigd door het water van de Sint-Aagtenvloed. Dat was voor de zusters reden om in 1295 uit te wijken naar Breda. Ze bleven er tot 1647. Vanaf dat moment was het voor de katholieke kloostergemeenschap onmogelijk geworden zich nog langer in Breda te handhaven. Uitoefening van het katholieke geloof was na de Opstand moeilijk. Ze weken uit naar Oosterhout, waar ze nog altijd wonen.
Nadat de zusters in De Blauwe Camer waren getrokken, breidden ze het slotje uit met een kloostergebouw rond een pandhof. In de negentiende eeuw werd een fraai poortgebouw toegevoegd. De Blauwe Camer is omgeven door een slotgracht. Het slotje heeft een rechthoekige, door trapgevels geflankeerde traptoren. In de priorij leven zestien zusters, kanunnikessen, die leven volgens de regel van Sint Augustinus. Dagelijks zingen ze de getijden. Aan de priorij is sinds 1954 een kunstatelier verbonden, dat vermaard is vanwege de restauratie van antieke boeken. Sinds 2016 heeft de priorij een eigen wijngaard. De wijn wordt over enige tijd in eigen huis gemaakt en gebotteld.
Onze Lieve Vrouwe Abdij
In 1901 vestigden de zusters benedictinessen zich in de kostschool op het landgoed Vredeoord aan de Zandheuvel, dat grensde aan de priorij Sint-Catharinadal. De vrouwelijke monniken – ook monialen genoemd – waren dat jaar verdreven uit Wisques (Frankrijk) vanwege de antiklerikale wetgeving van de Franse regering Waldeck-Rousseau. In de loop van de jaren die volgden, bouwden ze de oude kostschool uit tot een abdij met kloosterkerk: de Onze Lieve Vrouwe Abdij. Na enkele jaren traden meer en meer Nederlandse zusters in en was de abdij zo ‘vernederlandst’ dat Nederlands de voertaal werd.
De abdij is in neogotische stijl gebouwd door de Franse architect Villain. Hij ontwierp de kerk en het klooster als gebouwencarré rond een pandhof. In 1961 werd de kerk verbouwd naar een ontwerp van de gerenommeerde Nederlandse architect Granpré Molière. In 1972 en 1982 werd het complex uitgebreid met een gastenverblijf en een nieuw kloosterdeel met een tweede pandhof in de stijl van de Bossche School. In de abdij leven drieëntwintig zusters volgens de regel van Sint Benedictus. Het benedictijnse leven kenmerkt zich door het ‘ora et labora’, een afwisseling van werk, studie en gebed. Dagelijks zingen de zusters de getijden. Benedictijnse monniken moeten volgens hun leefregels met eigen handen de kost verdienen. Ze maken en beschilderen waskaarsen. In de abdij worden iconen geschilderd. Dagelijks zingen de zusters de getijden. Ze restaureerden in hun ateliers oude gobelins en middeleeuwse handschriften.
Sint-Paulusabdij
In het kielzog van de zusters benedictinessen kwamen de benedictijner monniken uit Wisques naar Oosterhout. Zij bouwden in 1907 de Sint-Paulusabdij, die grenst aan de abdij van de benedictinessen. In de volksmond ging het hele gebied daarna algauw De Heilige Driehoek heten. Ook bij de benedictijnen traden snel veel Nederlanders in. Rond 1950 woonden er ruim honderd monniken in de abdij. Ze waren onder meer vermaard om hun restauratieateliers, pottenbakkerij en orchideeënkwekerij. De monnikengemeenschap heeft de abdij in 2006 verlaten om haar intrek te nemen in een kloosterbejaardenoord. De abdij is nu in handen van de Franse Communauté de Chemin Neuf, een oecumenische gemeenschap met een apostolisch karakter, die zich sterk richt op jongeren en gezinnen.
De Sint-Paulusabdij is ontworpen en gebouwd door de jonge Franse architect en benedictijner monnik Paul Bellot, die in Nederland kennismaakte met het werk van Berlage en Cuypers. Hij maakte van de abdij een wondermooie schepping in baksteen. De internationaal gerenommeerde architect-monnik Dom Hans van der Laan ontwierp er in 1938-1939 het gastenverblijf. Van der Laan behoort tot één van de belangrijkste grondleggers van wat later de ‘Bossche school’ is gaan heten. De kloostergemeenschap speelde tot aan het laatste kwart van de twintigste eeuw een belangrijke rol in het maatschappelijk, religieus en cultureel leven van hun tijd. Schrijver Frederik van Eeden was er kind aan huis en werd er zelfs gedoopt. Henri Louwerse, Jaap Van der Mey en Francois Mes schilderden, Jean-Marie Année specialiseerde zich in steendruk en later in restauratiewerk. Dom Nico Wesselingh en zijn confraters gaven het Gregoriaans nieuwe impulsen. Dom van den Bergs werk in de orchideeënkwekerij was baanbrekend. Het pottenbakkersatelier was tot ver over de grenzen bekend.